COVID TOONT ARMOE ACHTER THAISE LACH: Over de sloppenwijken en woonkazernes in Bangkok en de mensen die er leven (eerse alinea’s verschenen eerder in Facebookgroep Typisch Thailand Telex)
VANUIT HET NIETS KLINKT IN HET ALTIJD RUSTIGE PHIPHAT-2 een snerpende sirene. In de open winkel die ik net passeer verstijft de kleermaakster achter haar naaimachine. Verder zie ik geen levende ziel in het straatje dat hier een dorps karakter heeft, al ligt het in het hart van Bangkok Central Business District. Het is te smal voor trottoirs en er staan lage houten shop-huizen die elders in het stadscentrum al lang zijn gesloopt.
Daar waar een heilige boom is omwikkeld met kleurrijke linten, rent een verpleegster de straat op. Ze komt uit de nog smallere soi die – weet ik nu terwijl ik dit schrijf – leidt naar de kleine krottenwijk achter de glimmende kantoorkolossen van Silom-straat.
Ze is in roze-wit plastic gehuld. Van top tot teen. Met omhoog gestoken armen houdt ze het verkeer tegen dat er niet is. En mij.
Dan schiet een ambulance busje de weg op. En nog een. En nog een. ‘Thank you’ zegt ze in mijn richting, rent terug en roept wat tegen collega’s die ik niet zie.
Voor het eerst kom ik Covid tegen tijdens de dagelijkse Corona-wandeling door mijn Bangkokse buurt. De 1270 kleine en grote sloppenwijken in de hoofdstad zijn tikkende Covid-tijdbommen, kopte de Bangkok Post recent. Pas nu realiseer ik me dat een van die bommen op m’n dagelijkse route ligt. En dat die bom is gebarsten.
CORONA DRUKT THAI MET NEUS OP ARMOE
Corona drukt niet alleen mij met de neus op het bestaan van een enorme Thaise onderklasse, die voorheen als groep niet of nauwelijks zichtbaar was. Of die we niet wilden zien. De trotse Bangkokse middenklasse voorop.
Verscholen achter het groeiend aantal torens met appartementen, kantoren en hotels woont de onderklasse in sloppenwijken en woonkazernes. Maar opeens wijzen af en aan rijdende ambulances de weg naar een onbekende wereld. En markeert rood afzetlint markeert de scheidslijn tussen rijk en arm.
Ze kwamen naar de stad om werk te vinden, de armste Thai en arbeidsmigranten uit buurlanden Cambodja, Myanmar en Laos. De eerste groep woont vooral in de city zelf, de tweede daarbuiten. Ze hebben gemeen dat ze op dicht elkaar wonen, voorzieningen delen en zo een makkelijke prooi zijn voor het virus.
KWART BANGKOK’ERS WOONT IN SLOPPEN
Naar schatting leeft een onvoorstelbare 20 tot 25 procent van Bangkoks inwoners in sloppenwijken, om van daaruit de stad door trekken om de kost te verdienen met laagbetaalde arbeid. Elke familie deelt er niet meer dan 1 kamer. Op een wandje-afstand van de buren. Heel veel buren.
De grootste van die wijken is Klong Toei, eigenlijk een complete stad met ruim 100.000 inwoners. Direct ten zuiden van de rijke hotel- en kantorenstraat Sukhumvit.
De meeste expats en toeristen zien hoogstens de buitenste ring van Klong Toei. De kleurrijke en tegelijkertijd stinkende versmarkt bijvoorbeeld – de grootste van de metropool, waar alle hoofdstedelijke hotels en restaurants hun vlees, vis, groenten en fruit halen. Of rond het kleuterschooltje gesponsord door Andre Breuer van Recreational Bangkok Biking en nu vaste halte voor Nederlandse en Vlaamse toerfietsers.
LABYRINT VAN STEGEN EN STEEGJES
Aan het binnenste van het labyrint daarachter wagen zich weinigen. Stegen worden steegjes, zo smal dat je door aan weerszijden openstaande deuren het gevoel hebt dwars door huiskamers te lopen.
Op sommige plekken zijn trapjes die leiden naar op simpele daken gebouwde hokken. Het kraakt vervaarlijk als je daartoe uitgenodigd op de vloer gaat zitten en nipt aan een glas water ter verwelkoming. De bewoonster – dochter van een altijd dronken, kleine rijstboer – komt uit een gehucht in de provincie Chiang Rai. Baby-boy is in Klong Toei geboren. Was niet gepland. Vader spoorloos. Ze stond op de Patpong-markt met fake-Levi’s. Kon nu met kind niet werken. Had dus geen geld…
Hoe zou het nu tijdens Thailand derde Covid-golf met ze zijn? Niet best, waarschijnlijk.
GEEN WERK, GEEN GELD, GEEN ETEN
Veel mensen in Klong Toei zijn besmet. Zijn naar noodhospitalen gebracht. Ouderen en kinderen blijven onverzorgd achter. Anderen zijn met de hele familie in quarantaine in hun ene kamer. Voor allen geldt dat werken zo niet lukt. Dat er dus geen inkomsten zijn. En dat ze afhankelijk zijn van hulpacties als die van Nederlander Friso Poldervaart.
De jonge ondernemer bezorgt dagelijks – krot aan krot – samen met vrienden ruim 2000 maaltijden per dag. En medicijnen, water, mondkapjes, handgel, eieren, verse sinaasappelsap en zelfs stroopwafels – de Nederlandse gemeenschap sponsort volop. Noodhulp is het. Voortgekomen uit structurele hulp in de wijk na de eerste golf: De groep bleef er hangen en hielp huizen opknappen. Zo ontstond met veel families een band, mensen die je nu niet last barsten
GRIJZE CIRCUIT ZORGT, KLEURIG STRAATBEELD
Uitkeringen en verzekeringen kennen de meeste inwoners van sloppenwijken nauwelijks.
Ze werken in wat heet het ‘informele, grijze circuit’. Ongeregistreerd en dus door de overheid ongezien bepalen ze tegelijkertijd het kleurrijke straatbeeld: Trekken met eetstalletjes door de stad, verkopen plantjes en offerkransjes, repareren schoenen en rijden rond als bromfiets-taxi of als maaltijdbezorger. Gelukkigen hebben een min of meer vaste baan. Als verkeersregelaar bij uitritten, in een buurtrestaurant, als portier en wellicht als taxichauffeur. Maar ook zij moeten hard werken om de kost te verdienen.
4 MILJOEN MIGRANTEN VOOR VUILE WERK
Nog beroerder hebben het de 4 miljoen arbeidsmigranten uit arme buurlanden Cambodja, Myanmar en Laos. Zij doen het werk dat zelfs de inwoners van Klong Toei beneden hun stand vinden. En houden zo de Thaise economie draaiend.
Ze ploeteren met duizenden gelijk in de vele stinkende visverwerkingsfabrieken – de grootste ter wereld – ten zuiden van Bangkok. In de giga-kippenfokkerijen in Isan. De slachterijen overal in het land. In staalfabrieken en conservenindustrie. Schoenfabrieken. IJsklontjes-fabrieken. Als schoonmakers in kolencentrales. In spoelkeukens van hotels en restaurants. Legaal en niet-legaal. Liefst dat laatste, want dan zijn ze goedkoper en zonder rechten.
Voor al deze mensen geldt dat ze niet alleen dichtbij elkaar werken, maar ook op elkaar wonen. In oude woonblokken. En vooral in rijen kolossale woonkazernes, met gehorige kleine kamers aan holle lange gangen. Vaak bij de fabriek, ver weg van de bewoonde wereld.
1 MATRAS IN KAMER VAN 3 BIJ 3
Je hebt schriftelijke toestemming nodig voor het bezoeken van een jong Laotiaanse gezinnetje, dat woont op het immense en rood uitgeslagen terrein van een staalfabriek aan de zuidoostkant van Bangkok.
De wandeling van bewaakte poort, langs stalen kabels en balken, naar bewaakt woonblok duurt een half uur. De kamer is 3 bij 3. In het midden van de zwart uitgeslagen betonnen vloer ligt een matras. Dat is hun enige eigendom. Daarop nemen ma, pa, peuter en bezoek plaats. De open deur zorgt voor licht, ramen zijn er niet. Een van links naar rechts draaiende fan zorgt voor enige afkoeling. De gemeenschappelijke keuken is drie verdiepingen lager. Om de hoek aan het eind van de gang, waar het stinkt naar urine, zijn hurk-toiletten en waterbakken om je te wassen. De huur wordt ingehouden op het salaris.
Als het goed is zijn de 3 al terug in Laos en dus de Covid-hel ontsnapt. Al in de tweede golf vallen veel slachtoffers in fabrieken als deze in de metropool en verderop in het land. Ze wilden met hun Thaise spaarcentjes een houten huisje bouwen in de stilte van het Laotiaanse platteland, dicht bij het rijstveld van de familie.
60.000 BOUWARBEIDERS IN GROTE KAMPEN
Ook tijdens de Corona-crisis groeit Bangkok in de breedte en vooral in de hoogte. Het werk van de 60.000 bouwarbeiders heeft geen dag stil gelegen. 60.000 mannen en vrouwen, Thai en werkers uit omliggende landen, bij elkaar wonend op de bouwplaats of in grote grote kampen in de rafelende randen van de stad. Met ruim 1000 mensen tegelijk, sanitair en keukens delend.
Vervoer van en naar bouwplaats gaat met volgeladen pickups, ook gebruikt voor transport van bouwmaterialen. Terwijl ze aan de grote stad werken, leren ze die niet kennen. Ze krijgen vanuit de trucks dagelijks maar 2 keer de tijd om de relatieve rijkdom van de middenklasse te bewonderen. Tot dat Covid massaal in de kampen uitbreekt en duizenden arbeiders 14 dagen worden opgesloten in noodhospitalen.
WERKEN VOOR OUDE OUDERS EN ZUS
Tatoo is een van hen, rond de 30 en volgers zijn kameraden toch ernstig ziek. At vaak bij het simpele eetkraampje vlak voor de poort van de bouwplaats. Baalt daar dat hij nooit de stad in kan, want direct na het werk verplicht mee met de truck naar het woonkamp, op 40 minuten rijden als er niet te veel files zijn. Nee, die reistijd wordt niet betaald. Maar het vervoer is gratis. Zijn Engels is redelijk en hij vertelde dat geld verdient voor zijn oude ouders en de studie van zijn zus. Wil graag leren voor elektricien. Hopen dat z’n droom uit komt.
COVID TOONT ARMOE ACHTER THAISE LACH is een gratis verhaal van Typisch Thailand. We hoeven er niet aan te verdienen, maar maken wel onkosten: Zie hier hoe je ons kunt steunen
OPMERKELIJKE THAISE BERICHTEN lees je in onze Facebookgroep Typisch Thailand Telex
LEES VERDER:
Corona: Al op vakantie in Thailand?